Onderzoek naar het voorbereidend jaar

Mijn naam is Jasna Mujakovic en sinds september ben ik de nieuwe onderzoeker voor de Landelijke Commissie Gedragscode. Ik ben in 2018 als onderwijskundige aan de Rijksuniversiteit van Groningen afgestudeerd. Tijdens de afronding van mijn opleiding heb ik op basis van een werkervaringsplek en een aansluitend traineeship bij de bestuursdienst van Noorderpoort ervaring opgedaan. Via die weg ben ik terecht gekomen bij de Hanzehogeschool. Hier heb ik gedurende een jaar gewerkt als project coördinator en junior onderzoeker. Nu ben ik begonnen aan een nieuwe uitdaging bij de Landelijke Commissie, waarin ik mijn onderzoeksvaardigheden verder kan ontwikkelen.

Het eerste onderzoek waar ik me samen met mijn collega’s en namens de Landelijke Commissie voor zal inzetten is een verkenning naar het voorbereidend jaar. In 2016 is in een artikel in de nieuwsbrief reeds aandacht besteed aan de redenen van uitval bij studenten in het voorbereidend jaar. Het huidige onderzoek zal gericht zijn op het verkrijgen van meer zicht op de vormgeving van het voorbereidend jaar en de verdeling van verantwoordelijkheden tussen onderwijsinstelling, voorbereidend jaar aanbieder en agent.

Het voorbereidend jaar
In de Gedragscode wordt het voorbereidend jaar gedefinieerd als “voorbereidend onderwijs – waaronder begrepen het voorbereidend taalonderwijs – met een duur van maximaal één jaar, dat door of onder verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling wordt aangeboden aan de internationale student teneinde tot de reguliere opleiding te worden toegelaten.” Wanneer een internationale student niet aan alle vereisten voor toelating tot een opleiding aan een hoger onderwijsinstelling in Nederland voldoet, is het in bepaalde gevallen mogelijk een voorbereidend onderwijstraject te volgen. Voorwaarde hiervoor is onder meer dat de onderwijsinstelling zich ervan vergewist dat de student dit jaar succesvol doorloopt en vervolgens kan worden toegelaten tot de hoofdstudie. Gedurende dit jaar werkt de student aan één of meerdere deficiënties. Deze deficiënties kunnen aanwezig zijn in hun Engelse taalvaardigheid, rekenvaardigheid of hun academisch niveau. Het doel is om deze zodanig weg te werken dat de student naar het juiste niveau voor de hoofdstudie wordt gebracht.

laptop

Regelingen rondom het voorbereidend jaar
Het voorbereidend jaar kan aan verblijfsvergunningplichtige studenten niet zelfstandig worden aangeboden, maar is altijd gekoppeld aan (voorwaardelijke) toelating tot een bachelor of master opleiding. De onderwijsinstelling is de erkend referent die bij de IND de verblijfsvergunning voor de student aanvraagt. Het onderwijs dat gedurende dit voorbereidend traject wordt aangeboden is geen onderwijs zoals gedefinieerd in de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW). Er wordt geen toezicht op gehouden door de Inspectie van het Onderwijs en het kan niet worden geaccrediteerd door de NVAO. Dat betekent dat een externe kwaliteitsvalidatie ontbreekt. De instelling dient zich er daarom van te vergewissen dat de kwaliteit voldoende wordt gewaarborgd. Voor alle internationale studenten zijn in de Gedragscode minimale taaleisen vastgesteld. In artikel 4.2 is opgenomen dat een student die het voorbereidend jaar wil doorlopen een minimale IELTS-score van 5.0 moet hebben. Wil de student een versneld traject doorlopen (korter dan 6 maanden), dan geldt een minimumeis van 5.5 IELTS. In artikel 5.5 van de Gedragscode is daarnaast opgenomen dat een student het voorbereidend jaar met goed gevolg dient af te ronden.

Vraagstukken
In de afgelopen maanden zijn er een aantal kritische berichten verschenen met betrekking tot het voorbereidend jaar. In navolging daarop zijn er tevens Kamervragen over dit onderwerp gesteld. De Commissie ziet toe op naleving van de Gedragscode en draagt zorg voor de positie van internationale studenten in Nederland. Vanuit die plicht is het relevant te onderzoeken hoe het voorbereidend jaar in de praktijk vormgegeven wordt en hoe de verantwoordelijkheden rondom het voorbereidend jaar verdeeld worden tussen de aanbieder en onderwijsinstelling. Bovendien roept het voorbereidend jaar ook een vraag voor de Commissie op: zijn er zaken die door de Commissie nader in de Gedragscode geregeld dienen te worden? De informatie die op dit moment bij de Commissie bekend is met betrekking tot dit onderwijstraject is nog beperkt. Dit gebrek aan diepgaande informatie heeft ertoe geleid dat de Commissie heeft besloten een onderzoek uit te voeren naar het voorbereidend jaar.

Een andere vraag die bij de Landelijke Commissie speelt is of dit jaar tevens wordt aangeboden aan studenten die zich aanmelden voor een numerus fixus opleiding. Na succesvolle afronding van het voorbereidend jaar kan de student voor bepaalde opleidingen alsnog worden geweigerd omdat er een numerus fixus geldt. Des te belangrijker is het dat de instelling zich van succesvolle deelname vergewist. Maar hoe doen de instelling dit?

Doel van het onderzoek
Het onderzoek naar het voorbereidend jaar wordt uitgevoerd zodat de Commissie de keten ‘onderwijsinstelling – aanbieder voorbereidend jaar – agent’ duidelijker in beeld kan brengen. Ook tracht de Commissie met dit onderzoek meer duidelijkheid te krijgen over de positie van aanbieders van voorbereidende jaren binnen het systeem van de Gedragscode. Een aantal vragen staat binnen het onderzoek centraal.          Hoe werkt bijvoorbeeld de wervings- en toelatingsprocedure? Is in het geval dat de werving door aanbieders wordt gedaan, voldoende inzichtelijk geregeld wie verantwoordelijk is voor de informatievoorziening? En wat is de rechtspositie van deze studenten?

Het onderzoek
Door een aantal instellingen wordt de uitvoering van het voorbereidend jaar uitbesteed aan een particuliere aanbieder. Volgens de definitie in de Gedragscode is dit mogelijk, maar gebeurt dit onder verantwoordelijkheid van de instelling. Dit sluit aan bij het feit dat de onderwijsinstelling erkend referent is van de student en daarmee eindverantwoordelijk blijft. Om antwoord te krijgen op de eerder geformuleerde vragen worden gesprekken ingepland met 3 particuliere aanbieders die het voorbereidend jaar aanbieden en 8 hoger onderwijsinstellingen die bij hen zijn aangesloten. Het gaat om de volgende participanten:

Aanbieders Instellingen
OnCampus Hogeschool van Amsterdam
Universiteit van Amsterdam
Navitas Universiteit Twente
Haagse hogeschool
Study Group Vrije Universiteit Amsterdam
Universiteit van Tilburg
Erasmus Universiteit Rotterdam
Hanzehogeschool Groningen

Het onderzoek bestaat uit 3 onderdelen. Allereerst is er een website-analyse uitgevoerd. Alle websites van zowel de aanbieders als de instellingen zijn geanalyseerd met als doel te ontdekken welke informatie aan studenten wordt geboden. Gesteld kan worden dat de websites van de instellingen vaak kort vermelden dat de mogelijkheid bestaat om een voorbereidend jaar te volgen en vervolgens via een link doorverwijzen naar de website van de aanbieder. Daar vindt de student meer informatie over de instelling en stad waar hij of zij de hoofdstudie zal gaan volgen. Daarnaast staat er informatie op over de inschrijving, toelatingseisen en de inhoud van het programma, maar ook over praktische zaken zoals huisvesting en betaling.

Aan de hand van de verkregen informatie van de websites, worden op dit moment gesprekken gevoerd met de aanbieders en instellingen. Deze gesprekken zijn gericht op het verkrijgen van informatie over de wervingsprocedure, de toelatingsprocedure, kosten, kwaliteit(sbewaking) en de zorgplicht. Het derde onderdeel van het onderzoek bestaat uit het analyseren van eventueel aanvullende documenten. Veel contactpersonen leveren naar aanleiding van het gesprek een aantal documenten, zoals de overeenkomst die door de student wordt ondertekend of een handboek over de klachtenprocedure. Aan de hand van alle opgehaalde informatie zal getracht worden in een eindrapport te formuleren hoe het voorbereidend jaar is vormgegeven, hoe de verantwoordelijkheden zijn verdeeld, of instellingen en aanbieders ergens problemen in ondervinden en of het voorbereidend jaar in de Gedragscode voldoende geborgd is.

De Commissie streeft ernaar in het eerste kwartaal van 2020 het eindrapport te publiceren.