In de vorige nieuwsbrief heeft u kunnen lezen over de bevindingen die zijn opgedaan tijdens het seminar dat de Landelijke Commissie op 10 oktober 2018 in samenwerking met KBS, LOShbo, Nuffic en het UAF heeft mogen organiseren. Tijdens deze dag stonden twee thema’s centraal: het toelatingsbeleid van de hoger onderwijsinstellingen ten behoeve van niet-EER studenten en de begeleiding van internationale studenten in relatie tot de studievoortgangsmonitoring. De bijeenkomst heeft geleid tot waardevolle bevindingen waaraan de organiserende partijen graag gevolg willen geven en waaraan op het moment van schrijven hard wordt gewerkt. Graag praten we u in dit artikel bij over de stand van zaken.
Werkgroep
Na het seminar hebben we een oproep gedaan aan collega’s uit het hoger onderwijsveld om zich aan te melden voor een werkgroep die is ingericht om de bevindingen verder uit werken. Gelukkig hebben we veel enthousiaste aanmeldingen mogen ontvangen. Collega’s van verschillende onderwijsinstellingen zijn vertegenwoordigd in de werkgroep: de Hanzehogeschool Groningen, Hogeschool van Arnhem en Nijmegen, Hogeschool Zeeland, het Koninklijk Conservatorium Den Haag, de Rijksuniversiteit Groningen, de TU Eindhoven, Universiteit Leiden en de Universiteit van Amsterdam. Daarnaast nemen beleidsadviseurs van Nuffic en de Landelijke Commissie deel aan de werkgroep en lezen de koepelorganisaties mee met de stukken. Er hebben inmiddels drie bijeenkomsten plaatsgevonden en er zijn verschillende stappen gezet om de bevindingen te trechteren. Want waar gaan we mee aan de slag en wat moet verder worden uitgezocht?
Een aantal van de bevindingen die vragen om vervolgactie
Voor overstappende studenten (zowel binnen de instelling, als van de ene naar de andere instelling) geldt een uiterste aanmelddatum van 31 augustus. Voor instellingen zorgt dit voor een hoge tijdsdruk om de toelaatbaarheid van de student te beoordelen. Het bemoeilijkt het kunnen beoordelen van de studiemotivatie, en wanneer gewenst het begeleiden naar een passende studie. Daarnaast leidt het er soms toe dat studenten pas halverwege of eind september kunnen starten met hun studie. Hierdoor bestaat de kans dat ze gelijk bij aanvang van hun opleiding al vertraging oplopen. Een zowel vanuit de positie van de onderwijsinstelling, als van de student onwenselijke situatie. Een aantal instellingen experimenteert met een vervroegde aanmelddatum om de hierboven genoemde problemen te kunnen voorkomen. Vanuit de werkgroep wordt onderzocht hoe dit wettelijk is georganiseerd.
Een duidelijk signaal dat werd afgegeven is dat internationale studenten behoefte hebben aan taalcursussen Nederlands, die bij voorkeur gratis of tegen een lage vergoeding kunnen worden afgenomen. Het leren van de Nederlandse taal, ook al blijven de studenten na hun studie niet in Nederland, draagt bij aan studiebeleving en helpt in het opbouwen van een sociaal netwerk. In de werkgroep werd geconstateerd dat het aanbieden van Nederlandse taalcursussen een tool is om het studentenwelzijn te bevorderen. Daarnaast is het leren van de Nederlandse taal gunstig voor de binding van studenten aan Nederland. De kans op een baan voor deze studenten is groter wanneer zij de Nederlandse taal machtig zijn. VVD en CDA hebben onlangs in het kader van het taalbeleid vragen gesteld over hoe de minister van onderwijs de Nederlandse taalvaardigheid bij studenten wenst te bevorderen. De minister heeft laten weten dat zij die verantwoordelijkheid vooral bij de instellingen zelf wil leggen en ziet het als een inspanningsverplichting. Overigens is deze inspanningsverplichting ook opgenomen in de preambule van de Gedragscode. Vanuit de werkgroep vindt op dit moment een inventarisatie plaats van het aanbod van cursussen, de kosten en het gebruik. We zijn zoekend naar een betaalbare of gratis optie, die eenvoudige toegankelijk is voor studenten.
Tijdens het seminar bleek dat er onduidelijkheid bestaat over de interpretatie van een verschoonbare reden in het kader van artikel 5.5 van de Gedragscode. In het geval een student onvoldoende studievoortgang boekt dient de onderwijsinstelling in het kader van het erkend referentschap de student af te melden bij de IND. Wanneer er sprake is van een verschoonbare reden kan de instelling de student verschonen en mag de afmelding bij de IND achterwege worden gelaten. In de Gedragscode staat vermeld: ‘Het is per referentperiode slechts éénmalig mogelijk bij verblijfsvergunningplichtige studenten een melding aan de IND achterwege te laten indien geen sprake is van voldoende studievoortgang betreffende deze student, waarbij sprake is van dezelfde persoonlijke omstandigheden’. Maar een psychische aandoening kan meerder jaren achtereen van invloed zijn op de prestaties van een student. Mag deze dan slechts eenmaal worden ingeroepen? En hoe dient te worden om gegaan met meerdere op elkaar volgende zwangerschappen? Dit is een vraagstuk dat we kunnen oplossen vanuit de Gedragscode. Op de korte termijn willen we deze onduidelijkheden proberen weg te nemen door een handreiking op te stellen die we zullen afstemmen met de betrokken overheidspartijen. Op de lange termijn is waarschijnlijk een aanpassing van de tekst van de Gedragscode gewenst.
Thema voor een volgend seminar?
Studentenwelzijn is een van de onderwerpen die ook tijdens het seminar werd geadresseerd en de laatste tijd veel aandacht krijgt. De veronderstelling is dat er een nauw verband bestaat tussen de prestaties van de student en zijn welzijn. Voor internationale studenten geldt dat zij bij aanvang van de studie op jonge leeftijd aan een studie beginnen, zonder sociaal vangnet. Vragen om hulp past niet altijd binnen de culturele achtergrond van de student en soms zijn studenten simpelweg niet bekend met de mogelijkheden die een onderwijsinstelling biedt. Veel instellingen hebben in toenemende mate aandacht voor deze kwetsbare positie van internationale studenten. Dat vertaalt zich in een specifiek beleid gericht op het welzijn van internationale studenten, bijvoorbeeld door het inrichten van sociale activiteiten buiten het curriculum, buddy systemen, en het aannemen van psychologen die verschillende talen machtig zijn zodat de student in zijn eigen taal zijn verhaal kan doen. Tijdens het seminar werd er op gewezen dat het van belang is dat iedere laag binnen de onderwijsinstelling, van studentendecaan tot bestuurder, zich bewust is van de positie en het welzijn van internationale studenten. In dat kader en omdat we denken dat er nog veel winst te behalen valt op dit onderwerp overweegt de Commissie een bijeenkomst of seminar te organiseren rond dit thema. Hoe kijkt u hier tegenaan? En heeft u hier behoefte aan? We horen het graag.
Nog te zetten stappen
Een deel van de bevindingen moet worden voorgelegd aan de betrokken ministeries. Daarvoor is een taak weggelegd voor de koepelorganisaties als belangenbehartigers van het hoger onderwijsveld en als eigenaren van de Gedragscode. Zij hebben de juiste ingangen om problemen aan te kaarten en suggesties neer te leggen voor wetswijzigingen. Onlangs heeft de Commissie hierover gesproken met de bestuurders en beleidsadviseurs van de koepelorganisaties NRTO, Vereniging Hogescholen en VSNU. Het gaat dan onder meer om interpretatiekwesties over wet- en regelgeving in het kader van de mogelijkheden om additionele vakkeneisen te stellen zonder dat er een fixus op de opleiding moet worden gesteld. Ook zijn er onduidelijkheden over het al dan niet mogen weigeren van het erkend referentschap bij twijfel over de studiemotivatie, bijvoorbeeld in het geval de student van instelling naar instelling hopt. We hopen over deze onderwerpen de komende tijd meer helderheid te verkrijgen en zullen u gedurende het proces blijven informeren.
En herinnert u zich de presentatie van Arno Overmars en Jolanda van den Bosch over het toelatingsbeleid van de onderwijsinstellingen ten behoeve van niet-EER studenten? Door verschillen in doeleinden van de wet- en regelgeving op het gebied van hoger onderwijs (Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek) en de toelating van niet-EER studenten tot Nederland (Vreemdelingenwet en Modern Migratiebeleid) zijn er interpretatiekwesties ontstaan over het toelatingsbeleid en de mogelijkheden die onderwijsinstellingen hebben om hun beleid vorm te geven. In het verleden heeft de Vereniging Hogescholen dit in een brief gesignaleerd gericht aan onder meer de minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De Landelijke Commissie heeft deze brief en de onderhavige problematiek opnieuw onder de aandacht gebracht.