Totstandkoming richtlijnen Gedragscode Hoger Onderwijs

In april heeft de Commissie een extra editie van de nieuwsbrief uitgebracht om u te informeren over de richtlijnen die zij in afstemming met de koepelorganisaties, de ministeries van OCW en J&V en de IND heeft vastgesteld. De richtlijnen gaan over de mogelijkheid om een internationale student te verschonen bij studievertraging verband houdend met het Coronavirus en de in de Gedragscode opgenomen verplichting voor een internationale student tot het afleggen van een taaltoets Engels. Zoals de voorzitter eerder in deze nieuwsbrief aangaf hebben de maatregelen om het Coronavirus te bestrijden voor het hoger onderwijs grote gevolgen, dat geldt ook voor de toepassing van de bepalingen van de Gedragscode. De Commissie en andere betrokken partijen hopen dat de richtlijnen een antwoord bieden op een deel van de uitdagingen. We realiseren ons goed dat de Gedragscode daarbij slechts een puzzelstukje vormt van het grotere geheel. Graag willen we u laten zien hoe deze richtlijnen tot stand zijn gekomen, en welke factoren daarbij van belang zijn geweest.

Vragen
Ongeveer een week na de aankondiging van de maatregel van de Nederlandse overheid dat ook de hoger onderwijsinstellingen hun fysieke onderwijs niet meer konden aanbieden druppelden de eerste vragen rond de Gedragscode binnen. De vragen namen toe naar mate het besef kwam dat de maatregelen niet van korte duur zouden zijn. De Commissie voelde dan ook steeds meer de urgentie dat er op korte termijn ook voor de Gedragscode iets moest worden voorzien. Er moest duidelijkheid worden gegeven over hoe de Gedragscode moest worden begrepen in het Coronatijdperk, en er moest ruimte komen. Allereerst moest er duidelijkheid worden gegeven aan de zittende internationale studenten die studievertraging zouden oplopen als gevolg van het Coronavirus. Veel studenten zouden langere tijd geen onderwijs kunnen volgen met alle gevolgen van dien. Daarnaast ervoeren aspirant internationale studenten problemen bij het afleggen van de geaccepteerde taaltesten zoals deze in de Gedragscode zijn opgenomen. Als gevolg van de maatregelen in hun thuisland waren (en zijn) veel toetslocaties gesloten. Dit maakte het onmogelijk de vereiste taaltest af te leggen. 

test-4092025_640

Rol van de Commissie
Zoals bekend is de Gedragscode een product van zelfregulering, opgesteld door het hoger onderwijs veld vertegenwoordigd door de koepelorganisaties (de NRTO, Vereniging Hogescholen en VSNU). De Gedragscode heeft haar bestaansrecht te danken aan het vertrouwen en de medewerking van de ministeries van OCW en J&V en de IND. Bij wijzigingen van de tekst van de Gedragscode, of in dit geval tijdelijke richtlijnen, is het dan ook van belang dat beslissingen door alle partijen worden gedragen. In de Gedragscode is bepaald dat de koepelorganisaties eerst tot een gedragen voorstel moeten komen. Na goedkeuring van de Commissie kan het voorstel vervolgens worden voorgelegd aan de belanghebbende overheidspartijen voor instemming. De Commissie heeft bij de totstandkoming van de richtlijnen een bemiddelde rol op zich genomen door tekstvoorstellen te formuleren en veelvuldig met iedereen te overleggen. Want zoals gezegd was het van essentieel belang dat het hoger onderwijsveld eerst op een lijn zou komen, de Gedragscode is immers van het veld. Na ongeveer drie weken bleek er steun voor de tekst van de (inmiddels vastgestelde) richtlijnen. Uiteraard wil je in dit soort situaties altijd sneller een beslissing kunnen nemen, maar de Commissie heeft veel waardering op de wijze waarop de verschillende partijen zowel bestuurlijk als ambtelijk zich hebben ingezet. Daarnaast geldt dat vanuit Nuffic daarbij een waardevolle informatieve rol is vervuld.

Geaccepteerde taaltesten binnen de Gedragscode
De Commissie heeft veel vragen ontvangen over welke taaltoetsen met de richtlijnen voorziene verruiming zijn toegestaan, en waarom de keuze voor deze toetsen is gemaakt. Het argument om enkel taaltesten toe te staan van binnen de Gedragscode geaccepteerde aanbieders van taaltesten was vooral pragmatisch. Er is geprobeerd zo dicht mogelijk bij de bestaande tekst van de Gedragscode aan te sluiten. Van deze aanbieders weten we dat ze onafhankelijk zijn. Ook zijn de testen die zij aanbieden eerder beoordeeld en worden deze internationaal gezien als betrouwbaar. In een tweede stap wordt de individuele taaltest beoordeeld op zijn kwaliteitsborging. Het gaat immers om online toetsen die afwijken van de reguliere taaltoetsen die op een toetslocatie worden afgenomen. Het gaat er dan onder meer om of de aanbieder voldoende zorg heeft besteed aan het kunnen vaststellen van de identiteit van de afnemer en of er voldoende maatregelen zijn getroffen om fraude te kunnen voorkomen. Ook wordt de test inhoudelijk bekeken. Is deze ingericht om de taalvaardigheid op academisch niveau te kunnen beoordelen, en bevat het alle onderdelen van lezen, spreken, schrijven en luisteren? Daarnaast dient de test met een certificaat te worden afgerond. Voor deze beoordeling maken we gebruik van de expertise van de leden van de koepelorganisaties, waarbij we ook graag vertrouwen op de kennis die aanwezig is bij het NUT (Netwerk van Universitaire – en HBO – Talencentra).

Tot slot benadrukt de Commissie dat het taalbeleid een onderwerp is dat aan de kern van de Gedragscode raakt, en tegelijkertijd ook een gevoelig onderwerp is. De instroom van slecht Engels sprekende internationale studenten was een van de redenen dat de Gedragscode in 2006 is ingericht. Inmiddels zijn vele stappen gemaakt met de uitwerking van het taalbeleid dat wordt gebruikt als basis bij de beoordeling van de toelaatbaarheid van internationale studenten in hoofdstuk vier van de Gedragscode. Wat van belang is geweest voor het vertrouwen dat in de afgelopen jaren in dit beleid is ontwikkeld bij de overheidspartijen. Dit vertrouwen heeft er mede aan bijgedragen dat in 2013 het Modern Migratiebeleid kon worden uitgerold, waarbij procedures aanzienlijk zijn verkort en het hoger onderwijsveld het vertrouwen van de IND heeft gekregen dat zij op basis van de Gedragscode zorgvuldig vormgeeft aan het toelatingsbeleid ten aanzien van niet-EER studenten. Dit maakt dat de Commissie, maar ook de eerder genoemde partijen, waarde hechten aan een zorgvuldige beoordeling van de taaltesten op basis van de hierboven genoemde criteria. Het is van belang dat we ook op de lange termijn het vertrouwen en de medewerking van de overheid bij de Gedragscode behouden. De Commissie roept daarom iedereen op om ook, en misschien wel juist, in deze hectische tijden zorg te betracht bij de toelating en informatievoorziening aan de internationale student

young-791849_640