In 2016 heeft de Landelijke Commissie een seminar georganiseerd ten behoeve van de evaluatie van de Gedragscode. Tijdens het evenement is uitgebreid gesproken met de onderwijsinstellingen, koepelorganisaties en andere belanghebbende partijen over de werking van de Gedragscode. Het seminar werd positief ontvangen en ook de Commissie kijkt met tevredenheid terug. Al snel deed de vraag zich dan ook voor wanneer een volgende bijeenkomst zou worden georganiseerd. Meer concreet ziet de Commissie aanleiding voor een seminar op basis van een verkenning die zij heeft uitgevoerd naar de studievoortgang en begeleiding van internationale studenten.
Verkennend onderzoek
In het kader van artikel 2.1 en 5.5 van de Gedragscode is de Commissie eind 2017 een verkennend onderzoek gestart naar de studievoortgang en begeleiding van internationale studenten. Met artikel 2.1 van de Gedragscode hebben de onderwijsinstellingen zich verplicht om aan internationale studenten informatie te voorzien over de studievoortgangsnorm en de gevolgen bij het niet voldoen aan dit vereiste . Deze norm is vastgelegd in artikel 5.5. Indien een student onvoldoende studievoortgang boekt moet de instelling de oorzaak hiervan vaststellen, bijvoorbeeld door een studievoortgangs-gesprek te voeren. Indien een non-EU student onvoldoende presteert zonder dat daarvoor een geldige reden is, is de instelling verplicht de student af te melden bij de IND. Het doel van deze bepaling is enerzijds het bevorderen van de studievoortgang van de internationale student en anderzijds het zicht houden op de student.
Artikel 5.5 is in 2013, tezamen met het Modern Migratiebeleid, in werking getreden. De Commissie is na vijf jaar tijd benieuwd hoe de onderwijsinstellingen deze bepaling in de praktijk ervaren en hoe zij hier uitvoering aan geven. De Commissie heeft rond het thema een vragenlijst opgesteld die zij heeft ingebracht bij de verschillende bestaande overlegstructuren in het hoger onderwijs. Tijdens bijeenkomsten van het UPI (Universitair Platform Internationalisering), de KBS (Kommissie Buitenlandse Studenten, studentendecanen van de universiteiten), het HIB (Hogescholenoverleg Internationale Betrekkingen) en het LOShbo (Landelijk Overleg Studentendecanen hogescholen) is het onderwerp besproken. De NRTO heeft een bijeenkomst georganiseerd voor haar leden die de Gedragscode hebben ondertekend.
De verkenning heeft inzichtelijk gemaakt op welke wijze de voorlichting over de studievoortgangsnorm is vormgegeven en hoe daaraan uitvoering wordt gegeven. De Commissie heeft de indruk dat de regeling goed uitvoerbaar is, maar ook om een tijdsinvestering vraagt van de instellingen. Dat laatste geldt met name als instellingen te maken hebben met grote aantallen non-EU studenten. Interessant is het verschil in de reactie van de studentendecanen van de universiteiten, hun collega’s van de hogescholen en de beleidsmedewerkers. De beleidsmedewerkers stellen zich op het standpunt dat de norm er nu eenmaal bij hoort. Het monitoren van de studievoortgang zorgt voor extra administratieve taken, maar in ruil daarvoor is de aanvraag en verlenging van verblijfsvergunningen vereenvoudigd. Ook is de norm laag in vergelijking met het BSA. De studentendecanen van de universiteiten kennen de problematiek ook vanuit de dagelijkse praktijk. Zij kennen de individuele studenten en worstelen soms met het op een rechtvaardige wijze toepassen van de regels. De studentendecanen van de hogescholen geven aan dat in de afgelopen 15 jaar de begeleiding van (internationale) studenten volwassen geworden is en goed werkt. Voor de private instellingen geldt dat zij weinig problemen ervaren met de studievoortgangsnorm. De instellingen benadrukken het belang van een goede begeleiding van de student en het voorkomen van het oplopen van vertraging. Het komt in het private onderwijs een enkele keer voor dat een student de norm niet haalt en dan terug moet naar zijn thuisland.
Bovenstaande geeft een deel van de bevindingen van de Commissie weer en laat zien dat het onderwerp zich goed leent voor een bredere discussie en het delen van ervaringen. Daarin zouden we graag komen tot best practices. Op de suggestie om het onderwerp te bespreken tijdens een seminar werd enthousiast gereageerd door deelnemers van de overlegstructuren. De Commissie is dan ook verheugd dat zij u als medewerkers van international offices, beleidsadviseurs op het gebied van internationalisering, admission officers en bij de Gedragscode belanghebbende partijen mag uitnodigen voor het seminar dat zij gezamenlijk met het KBS en de Nuffic zal organiseren op 10 oktober 2018.
Discrepantie Whw – Vreemdelingenwet
Daarnaast speelt in het verlengde van dit onderwerp de discrepantie tussen de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (Whw) en de Vreemdelingenwet (Vw), een tweede onderwerp dat zal worden besproken in een van de workshops op 10 oktober 2018. Instellingen zijn verplicht een student af te melden bij de IND wanneer deze student onvoldoende studievoortgang boekt en daarvoor geen geldige reden aanwezig is. Maar deze student kan niet worden geweigerd wanneer hij zich opnieuw inschrijft voor dezelfde opleiding. Eveneens binnen dit kader hebben instellingen te kennen gegeven dat zij behoefte hebben aan meer wettelijke mogelijkheden om bij de toelating van internationale (non-EU) studenten te kunnen selecteren, bijvoorbeeld op grond van studiemotivatie of diversiteit van nationaliteit in het klaslokaal om een international classroom te bevorderen. De instellingen verwachten dat een strengere selectie kan bijdragen aan minder studievertraging en dat het uitvalpercentage kan worden teruggedrongen. Hoe gaan de instellingen met dit vraagstuk om? En kunnen we tot een gedragen werkwijze komen die voorlopig een antwoord geeft op deze problematiek? Dat zijn vragen waar we tijdens het seminar bij stil zullen staan.