Evaluatie Gedragscode

Het afgelopen half jaar heeft voor de Landelijke Commissie grotendeels in het teken gestaan van de evaluatie van de Gedragscode. De evaluatie heeft als doel de uitvoering van de Gedragscode bij te sturen door de tekst waar nodig aan te scherpen of te verduidelijken. De Commissie ziet voor de onderwijsinstellingen als ondertekenaar en gebruiker van de Gedragscode een belangrijke rol in de evaluatieprocedure weggelegd. De evaluatie wordt begeleid door een werkgroep die bestaat uit beleidsadviseurs van de koepelorganisaties: de NRTO, Vereniging Hogescholen en de VSNU en het secretariaat van de Commissie, met een adviesrol voor het ministerie van OCW en de IND.

Hieronder ziet u het tijdspad van de evaluatie schematisch weergegeven. De werkgroep heeft inmiddels met verschillende onderwijsinstellingen, internationale studenten en bij de Gedragscode belanghebbende (overheids)partijen gesproken. Daarnaast heeft ook een schriftelijke inventarisatie plaatsgevonden. De inventarisatierondes hebben geleid tot waardevolle input voor tekstvoorstellen voor een nieuwe versie van de Gedragscode. Deze voorstellen worden gepresenteerd tijdens het seminar Evaluatie Gedragscode dat zal plaatsvinden op woensdag 12 oktober 2016. Op basis van het seminar worden tekstvoorstellen verder uitgewerkt en vertaald naar een concept tekst voor de Gedragscode, waarna de koepelorganisatie en Commissie zullen besluiten op de gewijzigde tekst. De verwachting is dat de Gedragscode dan op 1 maart 2017 inwerking zal treden.

tijdspadVoorlopige bevindingen

De Commissie praat u namens de werkgroep graag bij over de voorlopige bevindingen. De werkgroep heeft geprobeerd zo veel mogelijk aansluiting te vinden bij de bestaande overlegstructuren van de koepelorganisaties. Tijdens deze overleggen heeft de werkgroep aan de vertegenwoordigers van onderwijsinstellingen de vraag gesteld wat de ervaringen van de instellingen zijn met de Gedragscode. Hoe vinden de instellingen dat het gaat? En waar kan het beter? De instellingen hebben aangegeven dat zij over het algemeen genomen tevreden zijn met de werking van de Gedragscode. Zo wordt de code door een aantal instellingen gebruikt om interne informatieprocessen richting de student te structureren. Dit geldt zowel voor informatie voor de internationale student als voor de Nederlandse student. Naast dat de werkgroep met de instellingen heeft gesproken heeft zij ook de belanghebbende (overheids)partijen (OCW, Inspectie van het Onderwijs, SZW, Inspectie SZW, NVAO, V&J, IND en Nuffic) gevraagd naar hun ervaringen met  de Gedragscode. De partijen hebben te kennen gegeven dat zij positieve ervaringen hebben met zowel de Gedragscode, als de Commissie.

Maar ondanks dat het over het algemeen goed gaat zijn er volgens de instellingen ook aandachtspunten. Zo is de taaltabel opgenomen in artikel 4.2 van Gedragscode niet meer actueel en worden de scores vaak te laag bevonden. Een aantal instellingen heeft aangegeven dat ze een hogere score verlangen van de student dan in de Gedragscode wordt vereist, wat ook is toegestaan aangezien het om minimumscores gaat. Een meer algemeen probleem is de Nederlandse vorm van onderwijs. Deze verschilt met die in andere landen en dan met name voor landen buiten Europa. Een oplossing zou volgens de instellingen kunnen worden gezocht in het uitvoeriger informeren van de aankomende student over de Nederlandse methodiek van het verzorgen van onderwijs.

Studenten

De werkgroep heeft ook een aantal internationale studenten geraadpleegd, zij zijn tenslotte de doelgroep van de Gedragscode. De studenten geven aan dat zij over het algemeen goed worden geïnformeerd over het onderwijsaanbod. Als potentieel student ontvang je in je thuisland een uitgebreid informatiepakket waardoor er een duidelijk beeld ontstaat van het te ontvangen onderwijs. De verwachtingen stemmen dan ook in grote mate overeen met de werkelijkheid. Maar de studenten geven aan dat het op sommige punten ook beter kan, met name daar waar het gaat om de informatieverstrekking op het moment dat de student zijn studie aan het afronden is. De meeste studenten weten niet wat de mogelijkheden en voorwaarden zijn om na het afronden van de studie in Nederland te blijven om te werken. Een ander aandachtspunt is het kunnen spreken van de Nederlandse taal of eigenlijk het ontbreken daarvan. Studenten geven aan dat zij daardoor maar moeilijk aan een bijbaan kunnen komen, ook bemoeilijkt het hen in het vinden van een baan na afronding van de studie.

De werkgroep is op het moment van schrijven bezig met de vertaling van uw suggesties in concrete tekstvoorstellen voor een nieuwe versie van de Gedragscode. Bent u benieuwd naar wat deze zijn? En wilt u uw mening laten horen? Komt u dan naar het Seminar dat zal plaatsvinden op 12 oktober 2016. Er zijn nog enkele plekken beschikbaar! Aanmelden kan uiterlijk tot 21 september 2016 via info@internationalstudy.nl