Geschreven door Monique Leegte
Een interview met de nieuwe (Paul Rullmann) en scheidend voorzitter (Joris van Bergen) van de Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs. Beide heren vertellen op verschillende momenten via het digitale scherm over hun oude en nieuwe rol en hoe zij de toekomst voor zich zien.
Rullmann: “Even de boel instellen, ja het kan wel zo.” Dan: “Je mag wel ‘je’ zeggen.” Paul Rullmann, gepensioneerd socioloog, maar nog altijd actief in hoger onderwijs. Hij zit in verschillende commissies en heeft nog diverse bestuursfuncties in het hoger onderwijsveld.
Paul Rullmann
“Het is gewoon heel erg leuk om in een setting te werken waar je studenten ontmoet”
Wat is er zo bijzonder aan het hoger onderwijs? “Nou, wat een verrassende openingsvraag. Het is gewoon heel erg leuk om in een setting te werken waar je studenten ontmoet. In het hoger onderwijs zitten mensen die belangrijke betrekkingen gaan vervullen in de samenleving, die dus vaak ook grote gretigheid hebben over hoe iets in elkaar zit. Wat ga ik worden en wat ga ik betekenen? Dat houdt je fris. Ik vind sowieso onderwijs een heel mooi werkgebied. Het blijft altijd spannend hoe je op een enthousiasmerende manier in een leersituatie actief kunt zijn. Dat geldt voor studenten en dat geldt voor docenten. Dus onderwijsontwikkeling is altijd mijn vakgebied geweest. In al die functies in het hoger onderwijs ben ik actief geweest in onderwijsontwikkeling én in de organisatieverandering, die er meestal onderdeel van is. Dat interesseert me zeer.”
Joris van Bergen
“Leuk aan het werk van de Commissie vond ik, dat het zulke prettige mensen zijn en dat ze zo betrokken zijn”
Van Bergen: “Kunt u mij zien? Ik hoor u wel, maar ik zie u niet meer, net wel.” Dan ineens: “Oh wacht, nu is het goed.” Joris van Bergen neemt na zes jaar afscheid als voorzitter van de Landelijke Commissie Gedragscode Hoger Onderwijs. Hij kijkt alvast een beetje terug op de afgelopen jaren.
Hoe ging het afgelopen jaar, het ‘coronajaar’, zeg maar. Lukte het om uw functie voor de Commissie goed uit te voeren? “Ja, qua werk van de Commissie ging het eigenlijk tamelijk normaal. Maar de gezelligheid die er ook bij is, het feit dat je elkaar ziet en spreekt, dat gaat toch een stuk soepeler natuurlijk als je normaal vergadert. Leuk aan dit werk van deze Commissie vond ik dat het zulke prettige mensen zijn en dat ze zo betrokken zijn. Het was gewoon een plezier om mee te vergaderen. Dat blijft wel als je het online doet, maar dan is het toch veel zakelijker en dan hou je het zo kort mogelijk. Zo werkt dat.
Het afgelopen jaar heeft Van Bergen met name de werkbezoeken aan de universiteiten en hogescholen enorm gemist. “Ik had de gewoonte om zo nu en dan op werkbezoek te gaan bij een universiteit of hogeschool, dat kon nu niet. Met die werkbezoeken heb je contact met de plek waar het gebeurt. Zo’n Commissie die gaat over regels en afspraken, dat is natuurlijk tamelijk afstandelijk. Daarom is het leuk om dat te combineren met concrete gesprekken met mensen over het werk voor internationale studenten waar het om gaat, en ook met die studenten zelf. Dat heb ik gemist.”
Beide heren zijn enorm begaan met de internationale studenten. Rullmann: “Ik vind internationalisering in Nederland heel belangrijk. Nederland is een klein land en een deel van de wereld, je moet je niet afsluiten. Studenten komen naar ons toe, omdat het hier prettig wonen is, je snel kan leren. Er kan heel veel, er is een grote mate van vrijheid en die mensen gaan, als ze hier zijn geweest, als ambassadeurs weg. Daar hebben we enorme baat bij en zijzelf ook. Dat wil ik graag bevorderen.”
Van Bergen heeft na zijn pensioneren het Van Bergen fonds opgericht. Het doel was om de samenwerking te stimuleren tussen Nederlandse en buitenlandse studenten. Van Bergen: “Daarvoor zijn gedurende vele jaren leuke projecten gedaan, maar het fonds is in de coronaperiode tamelijk stil gevallen, daar ben ik wel droevig over.”
Van Bergen
“Het moet niet alleen van anderen komen, je moet zelf ook actief zijn”
Hij heeft nog wel een boodschap voor de internationale student: “Zorg ervoor dat je actief laat blijken dat je geïnteresseerd bent in de Nederlandse student en hoe het in Nederland gaat. Wees niet alleen actief voor je studie, maar trek ook aan de bel: ik ben hier nu te gast in Nederland, ik wil ook iets leren van de cultuur en de geschiedenis en wie wil me daarbij helpen. Neem zelf initiatief, dat is heel belangrijk, dan zul je merken dat de Nederlandse studenten en docenten bereid zijn om daaraan mee te werken. Het moet niet alleen van anderen komen, je moet zelf ook actief zijn.
Rullmann zit nu nog in de Commissie voor de VSNU. Straks wordt hij onafhankelijk voorzitter.
Hoe ga je die onafhankelijkheid waarborgen? “Als ik straks voorzitter ben, dan is dat een andere positie. Dan ben ik er niet voor de VSNU. Overigens zit je daar in de Commissie zonder last of ruggenspraak. Je zit daar omdat je de gemeenschappelijke waarborgen voor de internationale student wil behartigen. Dat verbindt ons allemaal.”
Was het een logische stap om nu voorzitter te worden? “Nee, eigenlijk niet, ik had het helemaal niet in mijn hoofd, want ik had eigenlijk het idee, ik ben langzamerhand, volgend jaar, aan het eind van mijn termijn, en dan is dit gedaan. En toen heeft de Commissie daarover nagedacht en die heeft gezegd, zou hij dat niet kunnen doen? Zo is het gegaan.”
Bij zijn aantreden als voorzitter had Van Bergen verschillende plannen. Een daarvan: met zo weinig mogelijk gedoe zorgen dat de Gedragscode werkt. Is dat gelukt, denkt u? “Ja, ja, maar het werd op het eind wel wat spannender, qua gedoe tenminste. Je moet de instellingen duidelijk maken dat het van belang is om je aan de afspraken te houden, maar je moet ook meedenken hoe dat het beste zou kunnen. En niet alleen op de vingers tikken, maar ook adviseren over verbetering van een aantal dingen. En die manier van werken, dat is naar mijn idee goed gelukt.”
Het werk van de Commissie heeft mede door de noodzaak tot verruiming van de afspraken vanwege ‘çoronamaatregelen’ en de politieke discussie over het voorbereidend jaar meer aandacht gekregen. Daarnaast zijn de werkbezoeken van de huidige voorzitter heel zinvol geweest. De Commissie doet ook zelf aan publiciteit. Rullmann: “De Commissie timmert wat dat betreft op een vriendelijke wijze aan de weg, zal ik maar zeggen. We hebben in de gedragscode met elkaar afgesproken dat de instellingen over de Commissie en over allerlei zaken, die te maken hebben met de internationale student voorlichting en informatie geven. En dat is iets wat wij wel weer tegen het licht houden. We nemen af en toe een soort steekproef. Dan kijken we bijvoorbeeld naar de website van de instellingen en kijken of we dan de dingen vinden die we met elkaar hebben afgesproken. Dat gaat eigenlijk vanzelf.”
Rullmann
“Ik zal mijn best doen om er iets moois van te maken”
Tot slot, hoe kijken de heren naar de toekomst? Van Bergen: Wat ik meer wil doen en waar ik tot nu toe te weinig aan toe kwam, is tekenen en schilderen. Ik ben lid van een schilderclub. Een keer in de week ben ik daar een halve dag mee bezig, maar dat vind ik eigenlijk veel te weinig. Daar moet je rust voor hebben, en je moet je concentreren. Die ruimte heb ik nog te weinig. Ik hoop dat dat lukt.
Rullmann: “Ik word straks voorzitter van de Commissie en dat wil ik met alle enthousiasme doen. Ik vind dat een hele belangrijke zaak. Ik vind ook, waar de Commissie voor staat, het behartigen van het internationale belang, dat omarm ik van harte. Ik zal mijn best doen om er iets moois van te maken.
Van Bergen wil nog wel iets meegeven aan Rullmann voor als hij straks voorzitter wordt: “Hou vooral goed contact met ‘de staf’. Het werk voor de Commissie had ik nooit kunnen doen zonder hun ontzettend goede steun, vooruitdenken, attenderen op wat allemaal op ons af komt, ondersteunen bij het maken van notities, bij gesprekken die gevoerd zijn. Die samenwerking is echt fantastisch geweest. Nou ja, dat weet Paul ook en het is van belang om dat heel goed te houden.”
Van Bergen zal tijdens zijn laatste vergadering de gehele Commissie, dus inclusief de plaatsvervangers, toespreken. Hij wil alvast wel een detail noemen: “Ik denk dat we aan de voorlichting richting de bestuurders van alle deelnemende organisaties nog iets meer zouden moeten doen. Elke keer als de universiteit of hogeschool een nieuwe bestuurder krijgt, die te maken heeft met studenten en het onderwijs, dat hij of zij dan gericht een brief of een folder of iets aardigs krijgt waarmee hij geattendeerd wordt op het feit dat de Commissie er is, dat hij daar een beroep op kan doen en daarmee kan samenwerken. Ik heb gemerkt dat veel bestuurders daar pas achter komen als er een probleem is. Dat is jammer. Een nieuwe bestuurder heeft zoveel aan zijn hoofd om te leren kennen en te weten wat er moet gebeuren, daar moet je als Commissie actief een rol in spelen, anders kom je niet aan bod.”