Afgelopen zomer hebben de internationale Students Advisory Board (hierna: SAB) en de Landelijke Commissie Gedragscode (hierna: LCG) een schrijven ontvangen van een afgestudeerde internationale student waarin aandacht wordt gevraagd voor de (informatievoorziening over de) studievoortgangsnorm in combinatie met het door de onderwijsinstellingen aanbieden van grote modules. Dit zijn modules waarbij per module méér dan 30 ECTS behaald kunnen worden. Naar aanleiding van deze oproep wijdt de LCG graag onderstaand artikel aan deze situatie en doet de LCG de oproep om uw internationale niet-EU studenten blijvend te informeren over deze norm en de zwaarwegende consequenties van het niet behalen van de norm.
De gedragscode is, zoals u weet, een product van zelfregulering en is daarmee opgesteld door het onderwijsveld zelf. Door het ondertekenen van de gedragscode committeert de onderwijsinstelling zich tot de afspraken en gedragsregels die in de gedragscode zijn opgenomen. Vanuit deze gedragscode is onder anderen geregeld dat (aankomende) internationale studenten goed op de hoogte moeten zijn van alle relevante zaken met betrekking tot het volgen van een studie in Nederland. Bepaling 2.1 van de gedragscode bevat bijvoorbeeld voorwaarden over de informatievoorziening aan studenten. In de bepaling zijn meerdere facetten uitgewerkt, zoals bepaling 2.1b waarin staat beschreven dat de aankomende studenten goed geïnformeerd moeten zijn over de te volgen opleiding. Onderdeel hiervan kan een beschrijving zijn van de modules met het aantal te behalen ECTS.
Van groot belang voor de (aankomende) internationale niet-EU student is de studievoortgangsnorm (zie kader voor meer informatie). De studievoortgangsnorm wordt een aantal keer aangehaald en behandeld in de gedragscode. In bepaling 2.1f van de gedragscode wordt bijvoorbeeld verwezen naar deze studievoortgangsnorm als onderdeel van een volledige en correcte informatievoorziening aan de student. Hiernaast is in bepaling 5.13 van de gedragscode opgenomen dat de onderwijsinstellingen de toelaatbare verblijfsvergunningplichtige studenten een document moeten laten ondertekenen, waarin zij zich akkoord verklaren met de procedure waarbij de onderwijsinstelling de verblijfsvergunningplichtige student bij de IND afmeldt ingeval van onder andere de vaststelling dat sprake is van onvoldoende studievoortgang.
Het behalen van de studievoortgangsnorm is voor de internationale niet-EU student cruciaal om het recht te behouden op de verblijfsvergunning in het kader van studie. In bepaling 6.5 van de gedragscode is uitgewerkt dat er sprake is van voldoende studievoortgang wanneer minimaal 50% van de nominale studielast voor dat deel van het studiejaar behaald is. Voor een volledig studiejaar van 60 ECTS betekent voorgaande dat de student minimaal 30 ECTS moet behalen om te voldoen aan de studievoortgangsnorm. Voor het voorbereidend onderwijs en de premaster geldt dat de verblijfsvergunningplichtige student deze succesvol dient af te ronden.
Door het naleven van deze gedragsregels en afspraken is het de verwachting dat aankomende internationale niet-EU studenten goed op de hoogte zijn van het bestaan van de studievoortgangsnorm en de ingrijpende consequentie van het niet behalen van deze norm. De student kan op deze manier vooraf aan de start van de opleiding zich er van vergewissen dat voldoende studiepunten behalen een voorwaarde is voor het behoud van de verblijfsvergunning.
Echter kan het zijn dat opleidingen modules aanbieden welke bestaan uit een relatief groot aantal ECTS, denk aan (méér dan) 30 ECTS, en dat deze studiepunten pas administratief worden toegekend wanneer alle onderdelen van deze module zijn behaald. Het niet behalen van een dergelijk grote module heeft directe consequenties voor de internationale niet-EU student. De student kan door het niet behalen van een grote module de facto in één klap niet meer voldoen aan de studievoortgangsnorm en kan hierdoor het recht op de verblijfsvergunning verliezen. Het is voor te stellen dat een grote module op een klein onderdeel nét niet gehaald wordt, maar dat dit administratief niet aangegeven kan worden. Daardoor zou de indruk gewekt kunnen worden dat de student geen voortgang heeft geboekt terwijl dit in de praktijk anders blijkt te zijn. Deze situatie creëert voor zowel de student als de onderwijsinstelling vaak veel onrust. Er wordt door onderwijsinstellingen in bepaalde gevallen creatief met deze situatie omgegaan, zoals het toekennen van fictieve punten of het toepassen van verschoning waardoor de melding bij de IND achterwege gelaten wordt.
De LCG roept de onderwijsinstellingen in ieder geval op om rekening te houden met deze consequentie tijdens het inrichten van programma’s. In het geval dat de inrichting van programma’s reeds vast staat is het blijvend informeren over de studievoortgangsnorm en de consequentie van het mogelijk niet behalen van een grote module van extra groot belang. Ook vraagt de LCG onderwijsinstellingen om in de uitzonderlijke gevallen waarin gemotiveerde en talentvolle internationale niet-EU studenten grote modules op een zeer klein onderdeel niet behalen te proberen creativiteit en maatwerk toe te passen om zodoende deze studenten geen nodeloze barrières op te werpen.