Onlangs gepubliceerde onderzoeksrapporten: Minderjarige studenten en verschoonbare redenen

Onderzoek Minderjarige studenten

Eind vorig jaar heeft de Landelijke Commissie (LC) alle in het register van de Gedragscode opgenomen onderwijsinstellingen een digitale enquête toegestuurd met een vragenlijst over minderjarige internationale studenten. Want elk jaar studeert er in het Nederlandse hoger onderwijs een aantal internationale studenten, waarvan een deel kort na de start van het studiejaar 18 jaar wordt. Een ander deel is nog maar 16 of net 17 jaar oud als zij in Nederland met hun opleiding beginnen. Er zijn jaarlijks ook enkele studenten die nog maar 15 jaar oud zijn bij de start van de studie. Deze groep studenten, zowel vanuit de EU als van daarbuiten, vormt een jonge en kwetsbare groep. Met dit onderzoek wil de LC een positieve bijdrage leveren aan het vergroten van het studentenwelzijn, door in kaart te brengen bij welke thema’s minderjarige studenten (extra) begeleiding of hulp nodig hebben en vanuit de onderwijsinstelling extra aandacht zou kunnen uitgaan. Het onderzoek kan ook bijdragen aan een verduidelijking van de tekst van de Gedragscode, zodat deze bij de lopende evaluatie van de Gedragscode kan worden meegenomen. Het onderzoek is in maart 2021 afgerond. U vindt het rapport hier.

Enquête
De enquête is door 58 onderwijsinstellingen (73%) ingevuld. Er zijn over twee studiejaren cijfers opgevraagd. Het grootste deel van de minderjarige internationale studenten werd in het studiejaar 2019-2020 toegelaten tot reguliere (bachelor) opleidingen; 7% van de studenten werd toegelaten tot een voorbereidend jaar. Een studiejaar later werd ook het merendeel van de minderjarige internationale studenten toegelaten tot reguliere (bachelor) opleidingen en werd 9% van de studenten toegelaten tot een voorbereidend jaar.

tabel aantal minderjarige studentenDe onderwijsinstellingen geven in hun reacties aan dat er zich weinig problemen hebben voorgedaan of voordoen bij de groep minderjarige internationale studenten. Veel vragen zijn af te vangen met extra voorlichting en iets meer begeleiding. Toch geven enkele onderwijsinstellingen aan dat het van belang is dat er aandacht is voor mogelijke psychische, sociaal-emotionele of lichamelijke problemen bij deze groep studenten.

Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de onderwijsinstelling om hier beleid op te ontwikkelen en hieraan uitvoering te geven. Dat gebeurt bijvoorbeeld door het bieden van een vangnet. Het vangnet is gebaseerd op de inzet op vroeg-signalering: iedere internationale student kan bij zijn/haar studentcoach terecht met vragen of een ondersteuningsbehoefte. Afhankelijk van de vraag, wordt de internationale student doorverwezen naar de studentenpsycholoog of helpt de studentendecaan de student verder naar de nodige hulpverlening. Ook in geval van juridische problemen of klachten kunnen de internationale studenten terecht bij de bestaande voorzieningen. Het is van groot belang dat de internationale student zelf melding maakt van eventuele problemen, bijzondere omstandigheden of zijn/haar hulpvraag. Dat is niet zondermeer vanzelfsprekend. De invloed van culturele verschillen, het gezichtsverlies en de druk vanuit het thuisland om niet te falen is groot. Hoewel dit voor alle internationale studenten geldt, is dit met name ook bij minderjarige studenten een aandachtspunt.

In praktische zin zouden onderwijsinstellingen geholpen zijn met landelijke afspraken met banken en andere instanties, zodat (minderjarige) internationale studenten op die gebieden geen of minder obstakels ervaren en probleemloos in Nederland met hun opleiding kunnen starten. Het gaat dan met name om zaken als de inschrijving in de gemeentelijke basisadministratie (BRP) en het openen van een bankrekeningnummer. Hierbij bieden de onderwijsinstellingen nu aanvullende ondersteuning, bijvoorbeeld in de vorm van informatievoorziening. Ook op het gebied van huisvesting worden ondersteunende diensten aangeboden door de onderwijsinstellingen. Het huurcontract wordt digitaal getekend, waardoor de ouders van de (minderjarige) internationale student dit kunnen doen. Indien digitaal ondertekenen niet mogelijk is moet de ouder/voogd van de minderjarige internationale student aanwezig zijn bij het tekenen van de huurovereenkomst.

Vervolg
De LC is van mening dat juist voor deze groep zeer jonge en kwetsbare studenten een nadere invulling van de zorgplicht van de onderwijsinstellingen relevant is, nu zij te maken hebben met specifieke vraagstukken en een aanvullende ondersteuningsbehoefte hebben. Hierbij moet ook aandacht zijn voor de rol van en het contact met de ouders van de minderjarige internationale student, zowel voorafgaand als tijdens de studie in Nederland. Ook zijn er regelingen of procedures van toepassing met specifieke vraagstukken voor minderjarige internationale studenten waarmee rekening gehouden dient te worden op het gebied van de leerplicht (15-jarigen), de huisvesting (inclusief het tekenen van de huurovereenkomst en het verkrijgen van huurtoeslag), de inschrijving in de gemeente (BRP), het openen van een bankrekening, het afsluiten van een zorgverzekering en het gebruik van alcohol en andere middelen. De huidige situatie rondom Corona en de beperkingen die als gevolg daarvan zowel binnen als buiten de onderwijsinstelling gelden (inclusief een mogelijke quarantaine-verplichting) maken het voorgaande des te urgenter.

Om die reden heeft de LC de koepelorganisaties verzocht om in de lopende evaluatie van de Gedragscode hierover het gesprek te voeren en een bepaling aan de Gedragscode toe te voegen waarin in z’n algemeenheid de extra zorgplicht die op de onderwijsinstellingen rust ten aanzien van minderjarige internationale studenten wordt benoemd. Het opnemen van een dergelijke bepaling vergroot de bewustwording met betrekking tot dit thema. Idealiter wordt de bepaling geconcretiseerd met het benoemen van een of enkele aanvullende begeleidingshandeling(en) of de aanduiding van de voorziening die beschikbaar is voor deze groep studenten in geval van vragen of problemen.

Daarnaast vermoedt de LC dat onderwijsinstellingen ermee geholpen zijn wanneer zij informatie of best practices met elkaar kunnen delen en bij elkaar terecht kunnen met vragen op het gebied van de minderjarige internationale studenten. Daarom heeft de LC aan de Nuffic gevraagd om het thema ‘minderjarige internationale studenten’ een vast onderdeel te laten uitmaken van de periodieke Mobstacles-bijeenkomsten, zodat onderwijsinstellingen ook specifiek met betrekking tot de groep internationale studenten met elkaar het gesprek kunnen aangaan.

Onderzoek Verschoonbare redenen

Wanneer een internationale student onvoldoende studievoortgang boekt, moet de onderwijsinstelling de student af te melden bij de IND. Maar wanneer er sprake is van een verschoonbare reden kan de onderwijsinstelling de student verschonen en mag de afmelding bij de IND eenmalig achterwege worden gelaten. In 2018, tijdens het seminar dat de Landelijke Commissie (LC) destijds organiseerde, bleek al dat onderwijsinstellingen soms tegen problemen aanlopen bij de beoordeling van de verschoonbaarheid bij studievertraging. Onderwijsinstellingen hebben bijvoorbeeld soms te maken met een student met persoonlijke omstandigheden, die meerdere studiejaren achtereen van invloed kan zijn op de studieprestaties. Maar ook de Corona pandemie heeft grote invloed op de studenten en de mogelijkheden die zij hebben om op adequate wijze te studeren. Bovendien kunnen de omstandigheden en de genomen maatregelen tot een toename leiden van psychische klachten, die kunnen resulteren in studievertraging. In april 2020, juni 2020 en december 2020 zijn om die reden in gezamenlijk overleg tussen de koepelorganisaties, de LC en de betrokken overheidspartijen nadere richtlijnen bij de Gedragscode opgesteld. In aanvulling hierop wil de LC met dit onderzoek de bestaande knelpunten in kaart brengen en de bepaling uit de Gedragscode waar mogelijk vereenvoudigen. Het onderzoek kan input genereren voor een verduidelijking van de tekst van de Gedragscode, die bij de lopende evaluatie van de Gedragscode kan worden meegenomen.

Uitkomst enquête
Eerst zijn door de LC verkennende gesprekken gevoerd met studentendecanen van een drietal onderwijsinstellingen. Daarna is een enquête toegezonden aan de leden van het landelijk overleg van studentendecanen van universiteiten (KBS) en hogescholen (LOShbo). Ook zijn de leden van het Mobstacles netwerk (de door Nuffic gefaciliteerde werkgroep van medewerkers van onderwijsinstellingen en stakeholders om obstakels te bespreken die bij de studentenmobiliteit worden ervaren) benaderd. In totaal werden van 22 onderwijsinstellingen reacties ontvangen. Het onderzoek is afgerond in februari 2021. U vindt het onderzoeksrapport hier.

Uit de reacties komt een wisselend beeld naar voren. Een deel van de onderwijsinstellingen geeft aan zelden of nooit te maken te hebben met een situatie waarin bij een internationale student beoordeeld moet worden of er bij studievertraging sprake is van een verschoonbare reden. Een grotere groep onderwijsinstellingen heeft een wat omvangrijker aantal internationale studenten, waarbij jaarlijks voor enkele tientallen studenten de studievoortgang moet worden nagegaan, inclusief de vraag of er bij het achterblijven daarvan sprake is van een verschoonbare reden. Tot slot geldt voor enkele grote onderwijsinstellingen dat het monitoren van de studievoortgang een omvangrijk en tijdrovend proces is, omdat het voor een aanzienlijke populatie internationale studenten moet worden gedaan.

Het onderzoek maakt duidelijk dat het beleid van de onderwijsinstellingen op onderdelen verschilt en dat zij om die reden soms verschillende procedures hanteren. Voor het merendeel van de onderwijsinstellingen geldt echter dat zij hebben voorzien in beleid waarbij internationale studenten enkele malen per studiejaar (digitaal) worden benaderd. De studenten worden er hierbij aan herinnerd dat zij voldoende studievoortgang moeten maken en dat zij het moeten melden wanneer er sprake is van persoonlijke omstandigheden die de studievoortgang belemmeren. In dat geval moet de internationale student contact opnemen met een studieadviseur of studentendecaan. Ook aan het einde van het studiejaar ontvangen alle internationale studenten die niet aan de voortgangseis hebben voldaan een (digitaal) bericht. Zij worden daarin geïnformeerd over de te geringe studievoortgang en de mogelijke afmelding bij de IND. De studenten kunnen ook in deze fase nog eventuele persoonlijke omstandigheden bij de studentendecaan melden.

Conclusie op basis van dit onderzoek is dat de onderwijsinstellingen geen behoefte hebben aan of noodzaak zien tot grote aanpassingen van de betreffende bepaling in de Gedragscode. Over het algemeen kunnen onderwijsinstellingen goed uit de voeten met de huidige tekst. De tekst sluit geheel aan bij de bepalingen die gelden voor het Profileringsfonds en het BSA. Over de vraag naar de wenselijkheid om in bepaalde gevallen vaker dezelfde omstandigheid te kunnen inroepen als verschoonbare reden, zijn de onderwijsinstellingen niet eensgezind. Het moet mogelijk zijn om rekening te houden met uitzonderlijke situaties waarin sprake is van langdurige, ernstige ziekte of persoonlijke omstandigheden die langer voortduren dan één studiejaar. De huidige regeling biedt via de hardheidsclausule de mogelijkheid om een verzoek verschoonbare reden nogmaals te honoreren, wanneer het afwijzen ervan onredelijk zou zijn. Maar de onderwijsinstellingen wijzen er in dit verband op dat een tweede maal verschonen niet altijd de juiste oplossing is voor de persoonlijke omstandigheden die zich in het leven van een internationale student kunnen voordoen. Van belang is dat het realistisch is dat de student de studie (alsnog) zal afronden.

Vervolg
Door de onderwijsinstellingen is een aantal aanpassingen voorgesteld, die de uitvoerbaarheid van de regeling verbeteren. Allereerst is de wens benoemd om in de Gedragscode te verduidelijken dat de mogelijkheid om een beroep te doen op een verschoonbare reden in geval van opgelopen studievertraging, niet betekent dat de internationale student recht heeft op de toekenning ervan. Daarnaast geven onderwijsinstellingen aan het nuttig te vinden wanneer er een duidelijker onderscheid wordt gemaakt tussen de taken en verantwoordelijkheden van de onderwijsinstelling en de IND. Dat kan worden bereikt door delen van de tekst van artikel 5.5 over te hevelen naar artikel 5.6 van de Gedragscode. Artikel 5.5 van de Gedragscode heeft dan alleen betrekking op de zorgplicht van de onderwijsinstelling: het monitoren van de studievoortgang van de internationale student en de beoordeling van de aanwezigheid van een verschoonbare reden indien er sprake is van studievertraging.

dilemma's

In artikel 5.6 van de Gedragscode kan worden geregeld dat er door de onderwijsinstelling een melding aan de IND wordt gedaan. Dat is een feitelijke handeling die volgt uit de voorgaande beoordeling. De onderwijsinstelling draagt geen verantwoordelijkheid als het gaat om besluiten over het verblijfsrecht van de internationale student, dat is uitsluitend de verantwoordelijkheid van de IND.

De LC heeft de koepelorganisaties gevraagd om de bovenstaande tekstsuggesties en dilemma’s mee te nemen in de gesprekken die plaatsvinden in het kader van de lopende evaluatie van de Gedragscode, met als doel om in gezamenlijk overleg te komen tot eventuele tekstuele aanpassingen van de Gedragscode. Daarnaast zal de LC in gesprek gaan met de koepelorganisaties, de betrokken departementen, de IND en de Nuffic over:

  • Het ontwikkelen van een flyer over de procedure van de studievoortgangsmonitoring. De internationale student moet weten wat er van hem/haar wordt verwacht en dat hij/zij tijdig melding moet maken van eventuele persoonlijke omstandigheden die leiden tot studievertraging. Een dergelijke flyer kan de onderwijsinstellingen ondersteunen bij de uitvoering van deze taak.
  • De discrepantie tussen de WHW en de Vw2000. Internationale studenten die door de onderwijsinstelling zijn afgemeld bij de IND wegens onvoldoende studievoortgang en het ontbreken van een verschoonbare reden, kunnen zich op reguliere wijze her-inschrijven voor het volgende studiejaar, ook wanneer de verblijfsvergunning ‘studie’ door de IND is ingetrokken. Onderwijsinstellingen kunnen deze studenten niet uitschrijven. Dat is een onwenselijke situatie voor de onderwijsinstelling en de internationale student. De suggestie is om in de WHW een bepaling op te nemen dat de mogelijkheid tot her-inschrijving kan worden geblokkeerd vanaf het moment dat de afmelding aan de IND is gedaan. Alternatieven zouden kunnen zijn dat in de WHW de her-inschrijving als ‘kan-bepaling’ wordt opgenomen (waardoor het mogelijk wordt dat de onderwijsinstelling de her-inschrijving weigert indien niet voldaan is aan de studievoortgangsnorm in het voorgaande studiejaar of in geval van het ontbreken van een verblijfsvergunning) of in de WHW de mogelijkheid wordt gecreëerd van een voorwaardelijke her-inschrijving, die bij onvoldoende studievoortgang en de beoordeling van de verschoonbare reden kan worden geweigerd. In deze context heeft  een van de onderwijsinstellingen de wens geuit om het tussentijds overstappen door internationale studenten naar een andere onderwijsinstelling te maximeren tot bijvoorbeeld 2x overstappen.